‘Het is af en toe kantje boord geweest, maar ik had een engeltje op m’n schouder’ Tekst: Tekstbureau C&M Media OUDESCHILD - Lange werkweken op zee en visserschepen zonder apparatuur. Visser in ruste Fup Krijnen (68) heeft het allemaal meegemaakt. Als vierde generatie Krijnen in een vissersbedrijf dat dit jaar 125 jaar bestaat heeft hij misschien wel de grootste veranderingen op het gebied van veiligheid en techniek meegemaakt. Fup, zeven jaar geleden gestopt als visser maar nog steeds actief in het familiebedrijf, gaat met TexelNU terug in de tijd. ‘De techniek in de moderne Texelse visserschepen is enorm geavan ceerd. De stuurhut lijkt wel de cockpit van een vliegtuig’, steekt Fup, die ondertussen reparaties aan de netten uitvoert in een grote hal van de coöperatie CIV Texel, van wal. Ik zeg wel eens: ‘Zet de helft van die machines uit, dan heb je nog genoeg apparatuur’. Je wordt er gewoon tureluurs van. Het is echt onbeschrijflijk wat je ziet. En het vraagt veel onderhoud en het brengt ook nog eens een hoop kosten met zich mee. Vroeger was het heel anders. Wij hadden geen apparatuur. Geen radars, geen navi hadden we alleen materiële schade, maar het had veel slechter kunnen aflopen.’ Fup Krijnen heeft 45 jaar gevaren. Veel meegemaakt, zoals hij zegt en heel veel vis gevangen. Er waren heel slechte tijden bij. Maar ook tijden dat er zoveel vis was dat de vangst niet eens geheel kon worden verwerkt. En: hoe strenger de win ter, hoe meer vis er werd gevangen. ‘Dan trekt de vis van de kant naar dieper water. Toen we daar achter waren braken heel beste tijden aan.’ Maar het gevaar lag altijd op de loer. Zeker bij slecht weer. ‘In 1975 hadden we een ongeluk aan boord’, vertelt hij. ‘Het bemanningslid was overboord geslagen en bekneld geraakt in het vistuig. De slagaders in beide liezen bloedden. De red dingboot van Terschelling zou met een dokter voor het gewonde be manningslid komen. Maar door het slechte weer kon de boot niet bij ons schip komen. Wij zijn toen het Thomas Smit Gat ingevaren, waar het minder spookte. We hadden het idee dat er genoeg water stond. Maar we zijn wel drie tot vier keer aan de grond gekomen. We hebben al het mogelijke gedaan om die jongen te redden, maar hij is helaas overleden.’ Zelf is Fup ook verscheidende keren overboord geslagen. ‘Op een keer zat ik op een diepte van een meter of vijftien toen ik dacht, het is beke ken. Maar opeens zag ik licht door het water en hoorde ik mijn broer gatieapparatuur, geen dieptemeter. Alleen een pijlstation. Het was elke dag weer gissen waar we de net ten zouden uitgooien. Je moest je aandacht bij het sturen houden. Na een werkweek van honderd uur was het vechten om wakker te blijven. Natuurlijk zorgt de apparatuur wel voor meer veiligheid. Ik heb eens een aanvaring gehad met een supertanker van 275 meter. Gelukkig Foto: Zilte Zaken roepen. Dat was een grote opluch ting. Het is ook andere keren wel kantje boord geweest. Ging ik aan de ene kant van het schip overboord Vijf generaties visser Krijnen In 1884, 125 jaar terug, is de overgrootvader van Fup, Dirk Krijnen, begonnen als zelfstandig visser. Hij nam een houten botter van zijn schoonvader over en begon voor zichzelf onder de naam TX19. Zijn zoon Fulps werd op zijn elfde al volwaardig bemanningslid. Vandaag de dag zijn het de zoons van Fup en zijn compagnon en broer Jacob die vissen. Zij varen met een kotter uit 2004, ondertussen de vijftiende TX19. Samen met Jacob verzorgt Fup al het werk aan de wal. Fups vrouw doet de boekhouding. De zoons doen het werk op zee, maar zodra het schip de haven van Oudeschild binnenvaart staan er mensen aan wal die de zaken overnemen. Af en toe gaat Fup nog mee de zee op. ‘Als ik dan aan het vissen ben, dan is het weer prachtig.’ en kwam ik aan de andere kant weer boven. Ik had een engeltje op mijn schouder. Ach, meestal is het je eigen schuld als je overboord slaat. We waren vroeger vrij wild, echte rouwdouwers.’ Hij herinnert zich ook de vele scheepsongelukken in de jaren zes tig en zeventig. ‘In die tijd zijn heel veel schepen vergaan en mensen verdronken. De schepen die toen werden gebouwd, waren onstabiel. Als je vast liep, ging ‘ie al op z’n zij. Slechte tijden waren dat. Gelukkig zijn de schepen nu stukken beter. Als alles normaal blijft draaien, dan kan het schip elke storm doorstaan. Het fijne is dat alles veel beter is beveiligd. Sturen gaat op de auto matische piloot. Je hoeft niets zelf te doen. Om te voorkomen dat de aandacht verslapt gaat er elke drie minuten een wachtalarm. Als er dan niet wordt geklokt, gaat er een groot alarm af, dat de hele beman ning kan horen. Je moet vandaag de dag aan veel eisen voldoen en dat wordt gecontroleerd. Zodra je vroeger buiten het Molengat was, kon je doen wat je wilde. Nu word je in de gaten gehouden door een patrouilleboot en hangt er boven je een vliegtuig. De hele Noordzee is één controlepoort.’ 9 Pagina 8
Winter op TexelScoor meer met een webshop in uw gidsen. Velen gingen u voor en publiceerden onderwijs magazines online.
Winter 2009 Lees publicatie 17Home