Michiel Scholtes

Een avontuur van Michiel Scholtes ’s Nachts van IJmuiden naar Texel. Eenhoorn helt op een frisse westenwind. In het grootzeil zitten twee reven, de volle fok glimt nat in het maanlicht en daarvoor sleurt de kleine kluiver aan de boegspriet. Het waait al dagen zo. Lange golven tillen de boot op en leggen hem weer neer. Af en toe deelt een kruin een opdoffer uit en roffelt zout water over dek en kajuit. Dan duik ik achter het spatzeil en laat de druppels overwaaien voor ik mijn kop weer boven de reling waag. Toch wil ik steeds kijken. Onder een laag half maantje rollen de golven aan. Het water lijkt van vloeibaar brons. Overal schemeren bleke koppen die sissend achterlangs gaan of stukslaan onder Eenhoorns kim. Ik voel me hier tegelijkertijd kwetsbaar en blij. In de verte, aan stuurboord, blinkt ‘Lange Jaap’, de vuurtoren van huisduinen. De kunst is om verkenningston SG te vinden, de ingang van het Schulpengat, de toegang tot de Waddenzee. Ach, de GPS kruipt keurig naar oosterlengte 004°38’ en haalt de angel uit de navigatie die vroeger zenuwslopend was. Op twee mijl komt het licht van de ton in zicht: kort-lang in de 8 seconden. Kort daarna pinkelen af en toe ook de eerste rode en groene lichten van de geul boven de golven uit. Zoals altijd voel ik opluchting bij zoveel bevestiging van onze positie. De kort-lang krijgt een weerkaatsing in het water, teken dat we dichtbij komen. Dan deint de donkere omtrek van de ton voorbij: kort-lang... kort-lang... Het gaat hard, de vloed stuwt naar binnen. Op naar het eerste groen-rode poortje. Me teen komt ook de lichtenlijn in de Texelse duinen in zicht, een haperende schemerlamp... onregelmatig nog... maar onmiskenbaar als een golf ons hoog genoeg optiiiiiilt... daar! En die zenuwachtige groene knipper van de S7, die de noordelijke uitloper dekt van de ondiepe Bollen van Kijkduin, bij die boei kunnen we gaan sturen op de Helsdeur voor Kaap Hoofd. De golven worden hier lager, hebben we al wat beschutting van de Zuiderhaaks? Wat is dat? Recht vooruit. Rare witte lichten! Ver weg maar fel. Twee, vier... vijf. Ik tik mijn zekerheden af, de Lange Jaap, de rode S6A, de lichtenlijn. Nee, we zitten goed. Ineens weet ik het. Het is maandagochtend. De dag des heren is voorbij. Lissabon, La Coruña, Saint Malo, Dieppe, Stellendam, Harlingen: alle vissershavens van de christelijke wereld kennen hetzelfde fenomeen: in de nacht van zondag op maandag lopen de kustvissers uit. Na de laatste kerkdienst, een hap en een dut klinkt overal geplof en gedreun van diesels. Werklampen op de schepen floepen aan, hun dekken baden in licht. Geroep en menselijke figuren die slepen met trossen en tassen over de kades en aan boord. Over het passende moment van uitvaren, verschillen de meningen. Sommige vissers wachten ook echt met uitvaren tot na middernacht, anderen vertrekken al op zondagavond omdat varen naar de visgronden in tegenstelling tot het vissen zelf geen werk is en dus geen zonde tegen de zondagsrust. Vroeger, toen de vis nog talrijk was, waren het hele optochten. Nu hebben overbevissing en schaalvergroting vissen en vloten gedecimeerd. Honderd jaar geleden bevatte de Noordzee Eenhoorn Texelse vernieuwers vijf keer zoveel en meer soorten vis. Texel heeft nog maar 20 grote kotters, geplaagd door quota’s en verplichte ligdagen. Een handvol daarvan vaart in deze kleine uurtjes van maandagochtend naar zee. Ik hoop dat de TX36 en TX38 erbij zitten. Die vissen met experimenteel vistuig: het sumwing-pulstuig, een slim net, opengehouden door borden, dat met elektrische pulsen de vis naar binnen jaagt. Dat tuig is verhoudingsgewijs licht, drukt nauwelijks op de zeebodem en laat daardoor veel heel dat de ouderwetse boomkor keer op keer verwoest: waterplanten, bodemeven, bijvangsten. Bovendien kost l het voortslepen slechts eenderde van de brandstof die nodig is voor het beulen aan het ouderwets tuig. Texelse vissers zijn altijd al vooruitstrevend geweest. Ik hoop dat deze vernieuwers het financieel redden en een voorbeeld worden voor de hele vissersvloot. De felle lichten komen naderbij. De felste zie ik nu ook deinen. Ik zie de zee schuimen in hun lichtcirkels. De eerste kotters passeren grommend aan bakboord, rijzend en dalend, hun boegnummers onzichtbaar in de duisternis. Misschien zijn het Helderse vissers, of Urkers die hier hebben gelost. Daar komen hun hekgolven. Eenhoorn maakt een paar geweldige bokkensprongen, in de kajuit klinkt spontaan de bel die boven de tafel hangt: ’dinggg, dinggg’. Water ruist van het voordek door de gangboorden naar achteren en omspoelt de kuip. Uitvarende kotters kennen maar een gashendelstand: volle kracht vooruit. Ik weet niet beter, je moet er tegen kunnen, ooit zullen ze misschien weer zeilen als de olie op is en de Aarde heet. Het Marsdiep is leeg, Texel heeft zijn vissers gelanceerd. Aan stuurboord de lichtzee van de Marinehaven. Ik tuur naar onverlichte meerboeien tot mijn ogen er van tranen. Aan bakboord schuiven de kustlichten van de Veerhaven en de Haven van het NIOZ (Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee) rap voorbij. Dan is het vrij van obstakels. Kijk daar, het rood en groen van mijn haven. Nog even en ik kan strijken. Zo meteen te kooi. Ah, lekker slapen. Ik begin te gapen en krijg het koud. Typische verschijnselen van het ‘er bijna zijn’. Ik kijk nog een keer om naar het zwarte gat van de zee waaruit ik net gekomen ben. Die uitvarende vissers slapen voorlopig niet, hooguit hazeslaapjes tussen twee keer ‘halen’. Vanmiddag zal ik aan ze denken, als ik een visje eet in Oudeschild. 27 Advertentie

Advertentie

Heeft u een handleiding, onlinekat of online lesboeken? Gebruik Online Touch: clubblad digitaal bladerbaar uitgeven.

Herfst 2009 Lees publicatie 16Home


You need flash player to view this online publication